Bij de eerste twee dagen van het grootste Jihadproces uit onze vaderlandse
geschiedenis werd de antropoloog Martijn de Koning verhoord, zowel als getuige-
als getuige-deskundige. Als getuige heb je geen verschoningsrecht en moet je je
bronnen prijsgeven. De Koning volgde deze jongeren al sinds 2011 en wordt sinds
de opkomst van Syriëgangers veelvuldig gezien als een ware expert op het gebied
van radicaliserende jongeren. Het moet toegegeven worden dat hij één van de
weinige deskundige, of professionals is, die toegang heeft tot de wereld van
deze jongeren dat zich onder andere vertaalde in gesprekken met jongeren en het
bijwonen van bijeenkomsten/demonstraties
van de verdachten. De antropoloog wordt gezien als één van de best ingevoerde
onderzoekers mbt jihadistische jongeren.
De eerste dag, op 7 september, had De Koning het over ‘spektakelactivisme’
van de verdachten: met opvallende acties probeerden ze het grote publiek te
bereiken. De verdachten behoorden tot de organisaties Straat Dawa en Behind
Bars, die beiden inmiddels niet meer bestaan. De organisaties hadden veel
Syriëgangers onder haar leden.
Ook was De Koning van mening dat deze jongeren eerder activisten dan
terroristen waren. Verder sprak de antropoloog over een ‘inner circle’ waarover hij later zei het vervelend te vinden dat
deze term is geïntroduceerd. Begrijpelijk vanuit zijn standpunt maar het
concretiseerde de zaak wel. Tot deze inner
circle zouden behoren: Azzedine C (ook bekend als Abou Mousa), die ook
wordt gezien als de grote vis in deze zaak. Rudolph H., een bekeerde Moslim en
oprichter van de website De Ware Religie (DWR)., Oussama C. (alias Abou Yazeed)
en Soufiane Z. die inmiddels in Syrië is overleden. Het OM verklaarde te
twijfelen aan de neutraliteit van Martijn omdat hij te dicht zou staan bij
radicaliserende jongeren.
Ook op de tweede dag van het proces, 8 september, kreeg Martijn het lastig.
De rechter vroeg of de Koning kennis had van geld-inzamelingsacties bij
stichting Intisaar. De stichting aan de Meppelweg in Den Haag die al deze
verdachten bij elkaar bracht. Martijn zei aanvankelijk het te weten van ‘horen
zeggen.’ Later op de dag voerde de rechter de druk op en gaf Martijn meer
openheid van zaken. Er was wel degelijk sprake van geld-inzamelacties voor
mensen die naar Syrië gaan. Toen hem gevraagd werd naar namen, gaf hij die van
Soufiane Z., de enige overleden verdachte. Merkwaardig dat een overleden
persoon nog als verdachte wordt aangemerkt. Soufiane zou dit gezegd hebben in
een interview met Martijn waarvan deze passage niet is gepubliceerd volgens de
getuige (deskundige).
Het zat de overige verdachten niet lekker dat ze werden aangerekend tot de inner circle. Deze bestond volgens
Martijn uit mensen die veelvuldig optraden als sprekers bij demonstraties en
lezingen. Azzedine en Rudolf vielen voornamelijk op vanwege hun intelligente
beredeneringswijze en het stellen van scherpe vragen die Martijn zichtbaar aan
het denken zetten. Eén van die vragen kwam weer van Azzedine, die het opnam
voor zijn medeverdachte Oussama C: “Rekent u Abdul Jabbar van de Ven en Abou
Hafs ook tot de inner circle?”
“Nee”. “Oussama C. rekent u wel tot de inner circle omdat hij vaak werd uitgenodigd
als spreker. Zij werden ook uitgenodigd als sprekers, waarom rekent u hen dan
niet tot de inner circle”?
“Omdat Oussama bijna elke keer als spreker werd uitgenodigd en zij soms,
maar de precieze rolverdeling weet ik niet.”
Ondertussen kwamen veel religieuze termen als Hidjra, Qurabaat en Taqfir ter
sprake, evenals namen van moeilijk uitspreekbare Syrische steden. De rechters
deden hun best om deze begrippen onder de knie te krijgen en namen goed uit te
spreken, zo nodig door het stellen van vragen aan getuigen en verdachten.
Misschien wel het meest opvallende feit van de dag was dat Azzerdine Martijn
vroeg of hij een Hadith heeft ontvangen van één van de
verdachte, wat Martijn bevestigde. Dit deed menigeen in de zaal verbazen. Hoe kon Azzerdine dit weten, hij zit immers vast? En
welke verdachte zou hem dit boek gegeven hebben?* Deze bleven onbeantwoord, net
zoals een paar andere vragen, bijvoorbeeld over het uploaden van specifieke
video’s. De Koning was daar als onderzoeker en wilde niet teveel namen
prijsgeven want dat zou zijn positie kunnen schaden. De rechter toonde hier ook
begrip voor.
Rudolf H.’s vragen waren persoonlijker van aard. Martijn, die tevens als
docent werkzaam is bij de Universiteit van Nijmegen en de UvA, heeft Rudolf
geholpen bij zijn scriptie. Rudolf wilde duidelijk maken dat De Koning niet
zijn scriptiebegeleider was maar als klankbord fungeerde wat Martijn
bevestigde. Ook stelde hij vragen over DWR, namelijk of er één persoon de
website onderhield of meerdere. “Gezien de inhoud, denk ik dat er meerdere
zijn”.
Een ander verdachte was de bekeerling Jordi de J. die een retourtje Syrië
had geboekt. Hij was penningmeester van stichting Intisaar. Volgens Martijn is
hij een bekende en is daarom gevraagd voor deze functie.
Andere onderwerpen die ter sprake kwamen waren de zogenoemde hondius-rellen
in Den Haag op 8 september 2013. Toen was er een voetbaltoernooi aan de
hondiusstraat waar vlaggen met een zegel van de profeet, wat als vlag van ISIS
wordt gezien, zijn opgehangen. De politie grijpt in wat tot rellen heeft geleid.
Martijn was er die dag ook en Azzerdine wilde van hem weten of de vlaggen door
één persoon of door een groep zijn opgehangen. “In ieder geval niet door één
persoon.” Azzerdine ontkende hieraan meegedaan te hebben.
Ronselaars
Een ander interessant onderwerp wat ook ter sprake kwam en waar een deel
van het proces over gaat, is het ronselen. Over dit thema kreeg (getuige)
deskundige Martijn de Koning vele vragen. Volgens hem had je in 2012 en 2013
geen ronselaar nodig om naar Syrië te gaan aangezien het heel eenvoudig was om
naar Syrië te gaan. Bovendien heeft tv programma’s EO de Dag en 1 Vandaag de
route uitgelegd. Ook een Syriëstrijder, genaamd ene Rodger, vertelde aan
Martijn dat je geen rekruteerder nodig hebt als je niet bereid bent om te gaan.
Er is een zekere ‘innerlijke wil’ nodig om aan de strijd deel te nemen. Ook
legde Martijn uit dat geen van de teruggekeerde Syriëstrijders tegen hem had
gezegd naar Syrië te gaan doordat ze zijn overgehaald door een ronselaar.
Een scherpe vraag kwam van de rechter die stelde dat deze jongens toch niet
zullen zeggen dat ze door een ronselaar zijn overgehaald want zoiets doe je uit
liefde voor God. Dus ook al waren ze wel overgehaald, zouden ze het dan
toegeven? Zou dat geen blijk zijn van minder liefde voor God?
Tussen de vragen door kwam ook de visie van de antropoloog tevoorschijn. Zo
zou uitsluiting en discriminatie wel oorzaken zijn van jongeren die deelnemen
aan de gewapende strijd in Syrië maar als dit de enige oorzaak was, “zouden er
wel meer mensen die kant op gaan”.
Niets werd gezegd over de psychologische gesteldheid van deze Syriëgangers.
Ook zou Dawa niet geschikt zijn
om mensen rijp te maken voor het deelnemen aan de gewapende strijd. Toegevoegd
moet worden dat sommige jongeren die aan Dawa deden, wel naar Syrië zijn
gegaan, zoals Lotfi S. die eerder dit jaar overleed.
Wat de verklaring van antropoloog Martijn de Koning precies betekend zal in
de loop van het proces duidelijker worden. Het was in ieder geval een
interessante aftrap voor de grootste
Jihadproces ooit. Alle betrokkenen hebben bij deze zaak veel te verliezen. Bij
vrijspraak het OM voor schut kunnen worden gezet. Bij een veroordeling zullen
de verdachten hun vrijheid verliezen. Voor de advocaten is het natuurlijk ook uitdagend
om deel uit te mogen maken van dit uniek proces.
*In een eerdere versie in deze blog stond dat Martijn de Koning de Hadith tijdens de zitting heeft ontvangen. Dit is onjuist, De Koning heeft het opgestuurd gekregen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten